PLANNEN
Nadat de Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij (NRS) op 1 juli 1879 de stroomtramlijn Den Haag (NRS)-Scheveningen had
geopend werden in Nederland op meerdere plaatsen initiatieven ontwikkeld tot het aanleggen van stoomtramlijnen.
In 1880 werd op initiatief van baron G. Sloet van Marxveld (Vollenhove) een comité opgericht om een stoomtramlijn aan te leggen van Zwolle naar Stavoren over
Hasselt, Zwartsluis, Vollenhove, Blokzijl, Kuinre en Lemmer. Het conmité bestond behalve de baron uit notaris E. van Beusekom (Zwartsluis) en houthandelaar
B. Loos (Blokzijl).
Op 27 april 1881 verscheen in de Meppeler Courant een bericht van het comité dat zij een circulaire had toegezonden "belangstellende en invloedrijke mannen" om in een
vergadering deze circulaire te bespreken. Ter vergadering zou dan een commissie worden samengesteld om deze zaak verder uit te werken.
Op 20 juni 1881 vond in Zwolle de vergadering plaats. De gemeenten in Overijssel waren goed vertegenwoordigd, de Friese gemeenten lieten verstek gaan.
De vergadering kwam tot de conclusie dat het plan in de circulaire nog niet voldoende was uitgewerkt. Het was nog te vroeg om een commissie te benoemen. Er werd
voorgesteld de plannen door de heren Sloet van Marxveld en Beusekom verder uit te laten werken, daarna zou dan de vergadering weer kunnen worden samengeroepen
om de zaak nader te bespreken. De beide heren stemden met het voorstel in.
Daarna wordt het, in het openbaar, 6 jaar stil rond de tramplannen.
|